DE (RODE) WEG KWIJT

 


 

DE (RODE) WEG KWIJT

 

Vandaag, 11 maart in de Volkskrant een twee pagina groot interview met de lijsttrekker van de PvdA, Lodewijk Asscher. Zelf ben ik opgegroeid in een redelijk rood nest met de boeken van de Arbeiderspers en uitgeverij Pegasus in de boekenkast en dagelijks in mijn handen om te leren waar de sociaal democratische beweging voor stond.

Tot de opheffing was ik actief in DS’70, een afsplitsing van de PvdA. Na de opheffing van DS’70 ben ik politiek actief gebleven in Bergen op Zoom voor de Bergse Sociaal Democraten In de jaren tachtig bevond ik mij in de politiek links/rechtslijn, financieel rechts van de VVD en sociaal ongeveer op de positie van de toenmalige PvdA. Terwijl ik al die jaren en nog steeds dezelfde politieke lijn aanhield (de lijn van de Drees Sr. en Drees Jr.) ben ik financieel nog steeds rechts van de VVD, maar sociaal links van GroenLinks terecht gekomen. Mijn opvattingen zijn niet veranderd. Die van de PvdA des te meer.

Waarom is de PvdA volstrekt losgezongen van haar geschiedenis en haar oorspronkelijke gedachtegoed? Een paar citaten van Asscher in het Volkskrant interview joegen mij compleet in de gordijnen. Wat een grachtengordelarrogantie zonder dat hij, noch zijn communicatie ‘deskundigen’ het door hebben. “Ik ben het gewoon niet met u eens. We leggen het wel uit.” Ze leggen het die domme kiezer wel uit! Wie is de grootste electorale concurrent? “De thuisblijver. Veel linkse kiezers zitten te twijfelen en komen uiteindelijk niet van de bank. Dan kun je na de verkiezingen van een koude kermis thuiskomen met een rechts kabinet.” Meneer Asscher we kwamen van een koude kermis thuis toen de kiezers in 2013 uw PvdA een prachtig resultaat bezorgden. Ze kregen een rechts kabinet als dank. Een kabinet met een Colijn mentaliteit en een paar reïncarnaties van de Geer (die ‘van de ga u maar rustig slapen’ filosofie). De meest eerlijke woorden van Asscher waren: “Nederland heeft een sterke sociaal-democratie nodig. Tot en met 15 maart zal ik me drie slagen in de rondte werken om dat te bereiken.” En na 15 maart is hij het allemaal vergeten, want dan lokt het bestuurlijke pluche!!!!

Ik zet mij sinds de jaren tachtig in als raadslid in Bergen op Zoom onder een heldere sociaal democratische vlag (de BSD). In de loop der jaren is mijn fractie de grootste linkse fractie geworden. Buiten mij zelf gevuld met een oud-lid van de PvdA, een oud PvdA wethouder en een oud afdelingsvoorzitter van de PvdA, die nu allen als raadslid van de BSD functioneren en zich sterk maken voor de sociaal democratische idealen zoals tot in de jaren vijftig verwoord door Drees Sr. (vadertje Drees).

Toekomstgericht en geïnspireerd door de volgende dichtregels van Henriëtte Roland-Holst:
“Morgen wordt heden geschreven;
Gij levenden bouwt wordend leven.
Gij werkt voor der komenden lot.”

Het electoraat wat ooit op de PvdA stemde in het vertrouwen dat er voor hen gewerkt zou worden in het parlement, voelt zich en is verraden door de PvdA, waar Asscher de representant van is. Daar verandert een voorzitter in trui niets aan! Misschien is de goed gelovige grachtengordel te overtuigen in een campagne. Maar de linkse kiezer is meer van een Rotterdamse nuchterheid: “Geen woorden maar daden” en op het gebrek aan sociaal democratische daden wordt de PvdA afgerekend en, wat het ergste is, Asscher c.s beseffen dat niet eens.

Het kan anders. Ik bewijs dat in Bergen op Zoom waar de sociaal-democratie in de vorm van de BSD wel de afgelopen jaren gegroeid is. Ik zelf ben in al die jaren niet veranderd. En de kiezer waardeert dat. Dat bewijs werd geleverd in 2015 bij de waterschapsverkiezingen in Bergen op Zoom, toen deze ‘rode rakker’ bijna een kwart van de kiezers (die dezelfde minuut voor de Staten  op de VVD stemden), wist te overtuigen om op zijn club te stemmen. Waarom? Ik kan er slechts  naar gissen. Deels omdat ze gedacht zullen hebben: hij is zuinig met overheidsgeld, hij heeft verstand van ‘water’, hij is eerlijk en we weten wat we aan hem hebben. Mijn advies aan de PvdA selecteer weer mensen met idealen in plaats van mensen die een politieke carrière wel leuk vinden en laat ze de vijf delen van Drees lezen en overhoor ze!

 

 


 

 

PUBLIEK GOED?  

 


 

PUBLIEK GOED?  

 

Voor mij is het kernpunt van de discussies rond de Tweede Kamer verkiezingen van dit jaar de gezondheidszorg en dan specifiek of gezondheidszorg wel of niet een publiek goed is. Volksgezondheid is net zo’n publiek goed als schone lucht. Vuile lucht of lucht vervuild met ziekmakende bacteriën treft ons allemaal.

De Romeinen hadden al door dat gezondheid een publiek goed was. Zieken werden bij een uitbraak van infectieziekten al samengebracht om verzorgd te worden en om anderen niet te besmetten. Ook in de middeleeuwen kenden veel steden al door stadsbesturen en/of kerken speciaal ingerichte gebouwen voor de zorg van zieken of gewonden zoals pesthuizen, om besmettingen te voorkomen. Toen in Londen er weer een cholera epidemie uitbrak en kort daarna prins Albert, de man van koningin Victoria (op 42 jarige leeftijd), aan paratyfus overleed, was er niemand meer die twijfelde of dat volksgezondheidsprobleem (vervuild water) aangepakt moest worden en werden er rioleringen aangelegd. Als er nu een ebola epidemie in Nederland zou uitbreken was de aanpak daarvan onmiddellijk een zaak van groot nationaal belang en daarmee een publiek goed! Volksgezondheid en de gezondheidszorg zijn door de eeuwen heen ook een publiek goed gebleken. En keer op keer zijn er maatregelen genomen om dat publieke goed te verbinden met andere publieke taken, zoals de aanleg van rioleringen, de drooglegging van moerassen (ter bestrijding van ziekte overbrengende muggen) en zoiets als vaccinatieprogramma’s.

Als het eigen risico er toe leidt dat mensen geen noodzakelijk gebruik maken van medische voorzieningen en een deel van de kinderen niet meer ingeënt worden, kan dat niet alleen voor hen, maar bij infectieziekten, ook voor anderen een groter risico zijn.

Ook prins Albert, als prins-gemaal van koningin Victoria deel uitmakende van de Engelse ‘elite’, bleek ondanks de luxe en de afzondering waarin hij leefde, infecteerbaar met een “armeluis ziekte’. Toen gingen de ogen van de toenmalige ‘elite’ open. Waarom sluit men nu de (politieke) ogen? Voor electoraal gewin? Ik begrijp dan ook niets van de discussie. Waarom leert men niet van de geschiedenis? Waarom is een deel van de politieke ‘elite’ blind voor de feiten. Moeten er dan echt weer grote uitbraken van infectieziekten komen om het besef, dat volksgezondheid een publiek goed is, weer tussen de oren te krijgen?

 


 

 

IN DE ‘KOPGROEP’

 


 

IN DE ‘KOPGROEP’

 

Recent is verschenen: “Mind the Gap?”, Met als subtitel: “verschillen in Brabant op de kaart”. Een onderzoeksrapport opgesteld door het bureau Atlas voor gemeenten in opdracht van Brabant Kennis

Helaas voor Bergen op Zoom blijkt Bergen op Zoom bijna standaard in de ‘kopgroep’ te zitten van de verkeerde lijstjes. Als het gaat om bijvoorbeeld het Brabantse lijstje van het vertrouwen in de politiek, scoort Bergen op Zoom het laagst met maar liefst 18 % vertrouwen. We zitten dus in de kopgroep als het gaat om het minste vertrouwen in de politiek. In het landelijke lijstje van het vertrouwen in de Tweede Kamer zit Bergen op Zoom in de ‘kopgroep’ van achterblijvers. In het illustere gezelschap van gemeenten als Venlo, Almelo, Sittard-Geleen, Purmerend, Emmen en Heerlen.

Als het gaat om het landelijke lijstje van de 50 grootste gemeenten van het sociale vertrouwen, zit Bergen op Zoom in de ‘kopgroep’ van achterblijvers. Samen met gemeenten als Schiedam, Nissewaard, Helmond en Roosendaal.

Als het gaat om de kans op werk zat Bergen op Zoom in 1995 nog vlak achter de Brabantse kopgroep. In 2015 zit Bergen op Zoom als het gaat om de kans op werk in de ‘kopgroep’ van achterblijvers vlak voor de bezemwagen.

Qua werkloosheidcijfers zit Bergen op Zoom stevig in de ‘kopgroep’. Zowel voor de middelbaar als laagopgeleiden behoren de werkloosheidscijfers in Bergen op Zoom tot de hoogste van Brabant. Zowel qua inkomen als qua vermogen per huishouden, als qua vermogen van huishoudens met een kostwinner tussen de 25 en 45 jaar zit Bergen op Zoom stevig in de ‘kopgroep’ van achterblijvers. Maar de beker met rampspoed is nog lang niet leeg. De Bergse bevolking tussen 15-64 jaar is in de periode 2005 – 2015 met ruim 3 % gekrompen! Ook daarmee zit Bergen op Zoom stevig in de ‘kopgroep’ van achterblijvers. Al die slechte economische cijfers vertalen zich ook in hoe de Bergse bevolking de kwaliteit van hun leven ervaart. Qua ervaren gezondheid zit Bergen op Zoom, net als bij de ervaren eenzaamheid, in de ‘kopgroep’ van de achterblijvers. Dit is allemaal te danken aan minimaal 20 jaar doormodderbeleid van colleges en raadsmeerderheden, die geen beslissingen nemen en alleen maar denken dat huizen vanzelf verkopen omdat wij zo bijzonder zijn. Dus wel woningbouwlocaties waar de verliezen duizelingwekkend zijn (Bergse Haven en Markiezaten), waar de BSD al vanaf 1990 tegen was en niet de ontwikkeling van een absoluut noodzakelijk bedrijventerreinlocatie als de Auvergnepolder. Wanneer wordt de kiezer in Bergen op Zoom, Halsteren en Lepelstraat wakker? Hoever moet de verpaupering doorgaan? Beseffen de kiezers wel dat minimaal 20 jaar nodig is om het tij te keren? Met een parodie op de “Limburg je zal er maar wonen” reclame: Bergen op Zoom je zal er maar wonen! Met gemeenten als Venlo, Sittard-Geleen en Heerlen hebben we meer gemeen dan menigeen denkt. En dat is helaas meer dan een voorliefde voor vastenavond/carnaval. Is verkeren in de periferie van Nederland en Brabant wat de bevolking van de gemeente Bergen op Zoom wil?

Ik beveel iedereen aan Mind the Gap te lezen. Het zet je dan hopelijk aan het denken.

 


 

 

VERANDERING

 


 

VERANDERING

 

Al jaren verbaas ik mij erover hoe mensen, vaak tegen hun eigen belang in, op mensen en partijen stemmen met als motief verandering. De vorige president van de VS beloofde verandering en werd gekozen. De nieuwe president beloofde bijna alles anders te doen en werd gekozen. De steenrijke, in mijn ogen een weinig betrouwbare, projectontwikkelaar werd gekozen door wat nu aangeduid wordt als de ‘boze witte man’ met als effect vooral benoemingen van miljardairs en bankiers, veelal rijk geworden over de ruggen en het zweet van de nu ‘boze witte man’. Ik begreep al jaren niet meer wat mensen/kiezers drijft door keer op keer de ‘veranderaars’, die de meest onwaarschijnlijke dingen beloven, toch bovenmatig van stemmen te voorzien. Recent werd voor mij, door een artikel in de NRC van de hand van Eelco Runia, een tipje van de sluier opgelicht. “Het ancien régime zag de revolutie ook niet aankomen” is de titel. Soms is de drang naar verandering zo groot dat het een alles bepalende drift wordt. Het stukje in het artikel dat mij het meeste verbaasde, maar ook het meest verhelderend was, is: “een Democratisch campagnemedewerker die probeerde mensen ervan te weerhouden op Trump te stemmen riep bezwerend: “Trump will not bring your job back.” Waarop, zo meldde de Washington Post, verbluffend vaak als antwoord kwam: “I just want change so much.” Of denk aan de jonge Griekse vrouw, op het hoogtepunt van de schuldencrises: “Je komt op een punt dat je wilt dat er iets gebeurd. Desnoods een ramp”. Deze blinde drang tot verandering, los van het welbegrepen eigenbelang, is kenmerkend voor sublieme historische gebeurtenissen. It’s the stuff revolutions are made of.”

Als ik met burgers spreek, hoor ik ook vaak geluiden over een breed ongenoegen. Groter dan ik het ooit heb gehoord, terwijl ik al meer dan 35 jaar politiek actief ben. Burgers zijn ‘het’ zat en hebben steeds minder geloof in wat politici beweren. Ik schreef recent en in 2014 al over liegende en dromende politici. Wat opvalt is de voortgaande verruwing in de manier waarop politici elkaar en anderen benaderen. Terwijl juist zij het voorbeeld zouden moeten geven. Iedereen die op welke wijze manier ook deelneemt aan het openbare debat is verantwoordelijk voor zijn eigen taalgebruik. Een taalgebruik waarin haat en frustraties worden gekweekt lijkt gewoon geworden.

Recent las ik in de NRC een column van Ben Tiggelaar. Hij citeerde een Paul Roberts (de auteur van het boek “the impulse society”. Daarin was de conclusie somber. Volgens Paul Roberts “worden wij, burgers en consumenten, steeds machtiger en raken we steeds meer gewend aan onmiddellijke behoeftebevrediging. Daardoor denken we minder na over de lange termijn en de gevolgen van ons handelen voor andere mensen. We worden steeds egoïstischer en impulsiever. Dat holt de samenleving uit. Want om samen te leven heb je juist deugden nodig als geduld, zelfdiscipline, empathie en geloven in iets wat groter en belangrijker is dan jijzelf.” Ik onderschrijf die conclusie. Toch hoop ik dat in maart 2017 die haat, frustratie en ongeduld niet zal leiden tot keuzes voor de extremen in het politieke krachtenveld en dat de keuze, die mensen maken, gebaseerd zal zijn op de inhoud van de hopelijk dan wel eerlijke boodschap en een visie op de lange termijn en niet op pure wanhoop over de falende politiek/bestuurlijke gezagsdragers.