VERANDERING

 


 

VERANDERING

 

Al jaren verbaas ik mij erover hoe mensen, vaak tegen hun eigen belang in, op mensen en partijen stemmen met als motief verandering. De vorige president van de VS beloofde verandering en werd gekozen. De nieuwe president beloofde bijna alles anders te doen en werd gekozen. De steenrijke, in mijn ogen een weinig betrouwbare, projectontwikkelaar werd gekozen door wat nu aangeduid wordt als de ‘boze witte man’ met als effect vooral benoemingen van miljardairs en bankiers, veelal rijk geworden over de ruggen en het zweet van de nu ‘boze witte man’. Ik begreep al jaren niet meer wat mensen/kiezers drijft door keer op keer de ‘veranderaars’, die de meest onwaarschijnlijke dingen beloven, toch bovenmatig van stemmen te voorzien. Recent werd voor mij, door een artikel in de NRC van de hand van Eelco Runia, een tipje van de sluier opgelicht. “Het ancien régime zag de revolutie ook niet aankomen” is de titel. Soms is de drang naar verandering zo groot dat het een alles bepalende drift wordt. Het stukje in het artikel dat mij het meeste verbaasde, maar ook het meest verhelderend was, is: “een Democratisch campagnemedewerker die probeerde mensen ervan te weerhouden op Trump te stemmen riep bezwerend: “Trump will not bring your job back.” Waarop, zo meldde de Washington Post, verbluffend vaak als antwoord kwam: “I just want change so much.” Of denk aan de jonge Griekse vrouw, op het hoogtepunt van de schuldencrises: “Je komt op een punt dat je wilt dat er iets gebeurd. Desnoods een ramp”. Deze blinde drang tot verandering, los van het welbegrepen eigenbelang, is kenmerkend voor sublieme historische gebeurtenissen. It’s the stuff revolutions are made of.”

Als ik met burgers spreek, hoor ik ook vaak geluiden over een breed ongenoegen. Groter dan ik het ooit heb gehoord, terwijl ik al meer dan 35 jaar politiek actief ben. Burgers zijn ‘het’ zat en hebben steeds minder geloof in wat politici beweren. Ik schreef recent en in 2014 al over liegende en dromende politici. Wat opvalt is de voortgaande verruwing in de manier waarop politici elkaar en anderen benaderen. Terwijl juist zij het voorbeeld zouden moeten geven. Iedereen die op welke wijze manier ook deelneemt aan het openbare debat is verantwoordelijk voor zijn eigen taalgebruik. Een taalgebruik waarin haat en frustraties worden gekweekt lijkt gewoon geworden.

Recent las ik in de NRC een column van Ben Tiggelaar. Hij citeerde een Paul Roberts (de auteur van het boek “the impulse society”. Daarin was de conclusie somber. Volgens Paul Roberts “worden wij, burgers en consumenten, steeds machtiger en raken we steeds meer gewend aan onmiddellijke behoeftebevrediging. Daardoor denken we minder na over de lange termijn en de gevolgen van ons handelen voor andere mensen. We worden steeds egoïstischer en impulsiever. Dat holt de samenleving uit. Want om samen te leven heb je juist deugden nodig als geduld, zelfdiscipline, empathie en geloven in iets wat groter en belangrijker is dan jijzelf.” Ik onderschrijf die conclusie. Toch hoop ik dat in maart 2017 die haat, frustratie en ongeduld niet zal leiden tot keuzes voor de extremen in het politieke krachtenveld en dat de keuze, die mensen maken, gebaseerd zal zijn op de inhoud van de hopelijk dan wel eerlijke boodschap en een visie op de lange termijn en niet op pure wanhoop over de falende politiek/bestuurlijke gezagsdragers.