OPEN BRIEF 3 GEPUBLICEERD IN DE BERGSE BODE

Bergen op Zoom, 1 januari 2009

Aan de inwoners van de gemeente Bergen op Zoom,

Deze maand zal bekend worden dat de rekenkamercommissie West-Brabant ten lange leste haar bevindingen van haar onderzoek naar de ‘Bergse Haven’ aan de gemeenteraad heeft gerapporteerd. Of de inhoud binnen afzienbare termijn in haar geheel openbaar zal worden is afwachten. Tot op heden is een raadsmeerderheid terughoudend met openbaarheid rond het debacle. Ook nu verwacht ik dat de raad in meerderheid zal besluiten de rapportage, of relevante delen daarvan, (voorlopig) niet openbaar te maken. Op 22 september schreef ik op mijn website onder notities; “Tot op heden was mij geen enkele beperking bij mijn persoonlijke onderzoek opgelegd. Maar de lopende escalatie met de GEM en de daarbij betrokken marktpartijen deden bij mij het vermoeden rijzen dat ook mij mogelijk op korte termijn beperkingen zouden kunnen worden opgelegd in de vorm van het vertrouwelijk verklaren van bepaalde documenten.” Dat gevoel bekruipt mij nu weer. Zonder te willen beweren dat het conflict met de marktpartijen wordt gezocht om zaken onder de pet te houden, komt het conflict met hen (bepaalde lieden die iets te verbergen hebben) vermoedelijk wel goed uit. Het belang van Bergen op Zoom nu (het beperken van de financiële schade) kan wel eens als schaamlap gebruikt worden om openbaar onderzoek en een openbaar debat op de lange baan te schuiven. Op 15 december schreef BN/deStem dat de steun voor een raadsenquête afkalfde. De vrees bij de meeste partijen bestond/bestaat er uit; ‘dat een dergelijk onderzoek lang duurt, veel kost en een te zware belasting zou zijn voor raadsleden.’ Voor de BSD is helder dat de waarheid boven moet komen. Enerzijds om dat over een dergelijk verlies van des burgers pecunia verantwoording dient te worden afgelegd en anderzijds om te leren, zodat de kans op dit soort ‘fouten’ afneemt omdat men leert van gemaakte fouten. Zonder de erkenning van de fouten is de kans op leren klein. Want als men er mee weg komt, zal het leren beperkt zijn. Mijn moeder was een wijze vrouw en haar stelling was simpel: “wie zijn achterste brandt, moet op de blaren zitten.” Nu ziet het er naar uit dat alleen de Bergse burgers straks via de OZB op de financiële blaren zullen zitten. Zelfs de verantwoordelijke politici lijken in een mogelijk verlies van 50 miljoen geen motivatie te vinden om de tijd vrij te maken voor een raadsenquête. Voor mij onbegrijpelijk. Wat blijft er dan over van je controlerende taak als een dergelijk verlies niet leidt tot het inzetten van al je machtsmiddelen als raad.

Op 5 december schreef ik op mijn website onder notities: “ Ondertussen kom ik tot de conclusie dat Bergen op Zoom werkelijk niets meer te verwachten heeft van een eventueel raadsenquête onderzoek. De commissie(leden) is/zijn wettelijk verplicht om gedurende het onderzoek te zwijgen. Tevens dient zij te functioneren als collectief. Dit onderzoek kan alleen tot een uitkomst leiden dat inzicht geeft in wat er werkelijk is gebeurd als het doel, de zaak tot op de bodem uitzoeken, de wens is van alle deelnemers. Dit is naar mijn stellige overtuiging nu niet het geval. Te veel partijen hebben de wens politieke schade te beperken. (Oud)wethouders, (oud)burgermeesters, partijgenoten lopen feitelijk gevaar als de waarheid boven komt. Vertragen en onder het tapijt vegen lijkt nu het devies.
Ik denk niet dat ik daaraan ga meewerken. Ik denk dat ik mijn handen vrij ga houden om los van de raadsenquête onderzoek te doen, in de hoop dat ik dan beter de feiten wel of niet middels de enquête boven tafel kan halen. Het feit dat er dan iemand in de pot blijft roeren kan wel eens betekenen dat er meer helderheid bereikt wordt in het gebeurde buiten dan binnen de enquêtecommissie. Concurrentie en controle doen immers wonderen.”
Ik blijf voor een raadsenquête, maar zal alleen deelnemen als mij helder wordt dat de intentie van alle deelnemers is: de waarheid boven tafel te halen! Als zou blijken dat het functioneren als collectief van een enquêtecommissie daarop belemmerend zou werken zou mijn eventuele deelname van korte duur zijn. Zelfs een raadsenquête kan door de deelnemers misbruikt worden om de indruk te wekken van een vergaand onderzoek, terwijl de werkelijkheid kan zijn dat er bepaalde vragen aan te bevragen personen door de collectiviteit niet gesteld zullen worden. Een commissielid heeft dan als het ware misbruik gemaakt van zijn ‘vetorecht’.

Het zwarte pieten is begonnen. Recent ontving ik een open brief ondertekend door “ Ton Linssen (Wethouder) op persoonlijke titel.” Te lezen op de hyves site van Lijst Linssen. Ton wordt in zijn open brief: “wat moedeloos van personen die alleen hun best doen om te beschadigen en mensen (eigen bestuurders en ambtenaren uit het verleden) op voorhand in diskrediet trachten te brengen.” Hij vroeg zich ook af: ‘waarom ik die vragen nu stel en niet 4, 3, 2 jaar geleden’. Ton schijnt vergeten te zijn dat ik tot vervelens toe: reeds vele jaren bij begroting en rekening steeds aandacht vroeg voor het grondbedrijf. Jaar na jaar, na jaar. Niemand, ook Ton niet, luisterde. Ik heb jaren achtereen gewezen op het te beperkte gemeentelijk weerstandsvermogen, jaar na jaar, na jaar. Niemand, ook Ton niet, luisterde. Mijn frustratie over dat jarenlang ‘niet luisteren’ van mijn geachte collega’s leidde er toe dat ik in mei 2008 een brief stuurde aan de RKC West-Brabant met de suggestie een onderzoek te doen naar het gemeentelijk grondbedrijf en de exploitaties van de Bergse Haven en de Markiezaten in het bijzonder. Dus ruim een jaar voordat via een besloten vergadering de raad werd geïnformeerd over de verliezen op de Bergse Haven vroeg ik daar zelfs bij derden al aandacht voor. In de commissievergadering Burger en Bestuur van 23 oktober 2008 vroeg ik via een voor de raad van 30 oktober 2008 aangekondigde, en aan ieder raadslid toegestuurde motie, tevergeefs aandacht voor het risicoprofiel en de grondexploitaties van de gemeente, waaronder nadrukkelijk de Bergse Haven. Nog gingen bij de anderen de alarmbellen niet rinkelen. Het antwoord van wethouder Linssen was op 23 oktober 2008: “er wordt goed de vinger aan de polsgehouden”. Hoe goed, ontdekten we meer dan een halfjaar later! Ieder verwijt dat ik mijn vragen niet eerder stelde is, gezien het voorgaande, misplaatst.

Ton vroeg zich in zijn brief ook af of het hard moest? Liever niet. Maar een mogelijk verlies van 50 miljoen is wel een reden om keihard de waarheid boven te willen halen. Maar als het college, inclusief lijst Linssen, tegen het enige raadslid die controleren serieus neemt aangifte doet. Wie speelt het dan hard? Ton, dit raadslid gaat door tot dat recht wordt gedaan aan de toekomst van Bergen op Zoom en de schuldigen of spijt hebben betuigd en aangegeven hebben dat er geleerd is met veel leergeld, of gelijk hebben gekregen of terecht zijn gewezen en verantwoording hebben afgelegd.

Ongetekende beseft terdege dat het huidige college, bij de beperking van de exploitatieverliezen, openbaarmaking van onderzoeken als een handicap kan beschouwen. Anderzijds dient zij te beseffen dat anno 2010 de imagoschade voor de gemeente en haar bestuur bij geheimhouding van de oorzaken van grote geldelijke verliezen niet meer te overzien is. Volgens het handvest van grondrechten van de Europese Unie heeft de burger “recht op behoorlijk bestuur” artikel 41. Behoorlijk bestuur is meer dan het beheren van de kassa. Naar de beleving van ondergetekende is verantwoording afleggen daar een onmisbaar fundament van.

Met vriendelijke groet,

Louis van der Kallen
Gemeenteraadslid BSD-fractie

 

Reacties zijn gesloten.