NAAR HET EUROPESE HOF

 


 

NAAR HET EUROPESE HOF VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS

 

Op 18 augustus zou de termijn, waarbinnen ik een klacht kon indienen bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, verlopen. Na het Arrest van de Hoge Raad van 18 februari had ik zes maanden de tijd te besluiten of ik een klacht zou indienen en hoe ik deze zou formuleren. In dat gedachtenproces besloot ik eerst om mijn grieven tegen het functioneren van de gemeentelijke politiek, het rechtssysteem en de wetgeving inzake geheimhouding en de gemeentelijke praktijk in deze in een brief aan de Kroon te formuleren. Een brief aan de Kroon dient behandeld te worden door de Minister die het aangaat en mijn geval de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ronald Plasterk.
Ik stap naar het Europese Hof het Hof om te laten toetsen in hoeverre de vrijheid van meningsuiting van politici beperkt mag worden door het opleggen van een geheimhoudingsplicht en voor hoelang deze dan zou mogen gelden.
De gemeentelijke praktijk is dat stukken/dossiers geheim worden verklaard en dat die geheimhouding zelden of nooit wordt opgeheven. Dit beperkt de mogelijkheden van onderzoek naar gemeentelijk handelen door raadsleden en anderen enorm en maakt het feitelijk mogelijk dat politiek/bestuurlijk disfunctioneren langdurig ongestraft onder het tapijt kan worden geveegd. Met als gevolg: politici/bestuurders kunnen langdurig hun gang gaan zonder daarvoor ter verantwoording te worden geroepen. 
Als voorbeeld de gang van zaken rond het debacle de Bergse Haven en de Markiezaten. Tientallen miljoenen verlies en de verantwoordelijken ontlopen het afleggen van publiekelijke verantwoording. Sterker nog zij krijgen nieuwe functies en krijgen bij hun afscheid vaak alle lof en een ere burgerschap mee. En de burger en raadsleden en hun opvolgers blijven met de (financiële) brokken achter. De werkelijke omvang blijkt dan pas veel later en dan wordt er door het niet verrichten van gedegen onderzoek niet geleerd van de gemaakte fouten. 
Ik heb bijna de volledige termijn van zes maanden voorbij laten gaan omdat ik hoopte op een antwoord van de minister, die mij duidelijk zou maken dat toekomstige generaties raadsleden, als ze dat zouden willen, wel de vrijheid zouden krijgen om na afloop van een project effectief onderzoek te kunnen doen en ook de inhoud van stukken, die gedurende een project om goede redenen geheim zouden moeten blijven, na afloop kunnen bestuderen en openbaar kunnen worden gemaakt. Op 13 augustus werden de stukken naar het Europese Hof verzonden. Ik had tot dat moment tevergeefs op antwoord van de minister gewacht. Er was wel een aantal malen contact geweest met de behandelend ambtenaar en op zijn verzoek heb ik aanvullende stukken verzonden. Precies op de dag (15 augustus) dat in BNDe Stem een artikel verscheen inzake mijn gang naar Europa verzond het Ministerie haar antwoord op mijn brief van 14 maart. Het antwoord van minister Plasterk bevat wel een aantal elementen die mij verheugen. Zoals: “Wel zie ik aanleiding bij gelegenheid van een volgende wijziging van de gemeentewet nader te bezien of er reden is voor enigerlei aanpassing van de regels met betrekking tot geheimhouding in de Gemeentewet; de VNG vraagt hier al enige tijd aandacht voor.” Het is geen harde toezegging, maar uit het citaat blijkt wel dat naar dit punt van mijn grieven serieus gekeken is/wordt.

Ook ten aanzien van een tweede punt waarvoor ik aandacht van de Kroon vroeg, de schuldontwikkeling bij gemeenten, is het antwoord van de minister hoopvol: “Ook ik onderken het belang van een beheersbare schuldontwikkeling bij gemeenten. Op dit moment zijn er voorstellen in ontwikkeling die erop zijn gericht dat dit aspect in de toekomst een meer prominente plek kan krijgen in het horizontale en verticale financieel toezicht.”
Ik voel me door de antwoorden van de minister grotendeels recht gedaan. Nu maar hopen dat het niet bij mooie woorden blijft maar dat het tot de noodzakelijke daden komt. 

 

 


 

 

VERZOEK GEDEPUTEERDE STATEN

 


 

Bergen op Zoom, 11 november 2009
  

Aan het College van Gedeputeerde

Staten van de Provincie Noord Brabant

Postbus 90151

5200 MC ‘s Hertogenbosch

per email: [email protected]

 

Geacht College,

Ten aanzien van uw rol als mede toezichthouder op gemeenten, neem ik de vrijheid uw college te wijzen op de financiële situatie van de gemeente Bergen op Zoom. In de begroting 2010 voldoet o.a. de grondparagraaf niet aan de vereisten gesteld in het BBV. Ook is de begroting en de meerjarenraming slechts virtueel sluitend. Niet meegenomen is een reeds in het voorjaar 2009 bekend gemaakte tegenvaller bij de exploitatie van het plan Bergse Haven. Toen begroot op 50 á 55 miljoen euro. Ondanks dit gegeven is bij het opstellen van de risicoparagraaf, en als afgeleide daarvan het weerstandsvermogen, uitgegaan van de exploitatiecalculaties op 31-12-2008. Het voorgaande overziende verzoekt ondergetekende uw college om ex. artikel 215 van de Gemeente Wet een onderzoek in te stellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Bergen op Zoom zoals bedoeld in artikel 212, eerste lid van de GW.

Tevens verzoekt ondergetekende uw college het instellen van preventief toezicht op de financiële gedragingen van de gemeente Bergen op Zoom.

Uw handelen afwachtend

Hoogachtend,L.H. van der Kallen

lid van de gemeenteraad van Bergen op Zoom, BSD-fractie


 

 

KRW SCHELDE – 0005

 


 

Bergen op Zoom, 14 mei 2005   

 

 Dagelijks Bestuur van het

 Waterschap Zeeuwse Eilanden

 per e-mail  

   

Geacht Bestuur,                                                                            

Recent is verschenen de Karakterisering Stroomgebied Schelde.

Dit stuk leidt voor ondergetekende tot een aantal vragen/bemerkingen, te weten: 

Pagina 41 – paragraaf 5.1.1 Lozingen van puntbronnen

“De lozingen van industrieën en RWZI’s belasten de oppervlaktewateren ook met stoffen waarover nog niet veel gegevens beschikbaar zijn, zoals gebromeerde vlamvertragers, weekmakers en andere hormoonverstorende stoffen” 

Vraag: 

  • Wordt er door de waterschappen in het stroomgebied De Schelde op korte termijn begonnen met de inventarisatie van dit soort stoffen? Zeker als het op onze eigen lozingen vanuit de RWZI’s 

Pagina 43 – paragraaf 5.1.2 Lozingen van diffuse bronnen

“De rijkswateren ontvangen via poldergemalen verontreinigingen uit de regionale wateren (doorbelasting). De poldergemalen vormen vooral een bron van nutriënten” 

Gezien de algenproblematiek van het Volkerak/Eendracht/Zoommeer-systeem zou een onderzoek naar de milieu minstbelastende locaties van uitslaande poldergemalen een goede zaak kunnen zijn. Dan zouden in de toekomst bij heroverwegingen inzake bemalingen niet alleen op kwantitatieve gronden in dit kader de beslissingen genomen kunnen worden.

In dit kader een citaat uit het boek “Van Rumoirt tot Razernij”, de geschiedenis van het Waterschap Tholen 1959 – 1995 (pagina 100):

Lopende deze ontwikkelingen bleek een alternatief plan van Rijkswaterstaat (1994) ook een reële mogelijkheid te worden; een nieuw gemaal in de Schakeloopolder in plaats van De Eendracht. Het polderwater zou dan niet meer op het Zoommeer maar op de Oosterschelde geloost worden, zodat men een verlaging van de fosfaatuitstoot op het zoete Zoommeer bereikte waardoor de algengroei geremd zou worden. Op het zoute Oosterscheldewater kon het fosfaatrijke polderwater de voedselsituatie juist positief beïnvloeden.

Het was een mooi plan, maar omdat Rijkswaterstaat op korte termijn geen garanties kon bieden over de financiële haalbaarheid ging het niet door. Een voorbeeld van tweezijdige kortzichtigheid met alleen oog voor het eigen (beperkte) belang! 

“In de rijkswateren veroorzaken beroep- en recreatievaart diffuse verontreinigingen met zware metalen, PAK’s en aangroeiwerende middelen zoals TBT en koper”

“Het principe ‘de vervuiler betaalt’ heeft een centrale plaats in de kaderrichtlijn” (pagina 65) 

Vragen: 

  • Hoe vindt de terugwinning van de kosten plaats van de door de scheepvaart veroorzaakte vervuiling? 
  • De KRW gaat uit van minimaal het stand-still principe! Kan de mogelijk diffuse verontreiniging van de recreatievaart een beperking opleveren voor bijvoorbeeld toekomstige recreatieve ontwikkelingen? 

Pagina 65 – paragraaf 6.2 Terugwinning van kosten voor waterdiensten

“De prijs voor de waterdiensten moet bovendien voldoende prikkels geven om de watervoorraden efficiënt te benutten” 

Vraag: 

  • Als enerzijds de terugwinning van de kosten voor waterdiensten dient plaats te vinden en bovendien er een prijsrpikkel dient te zijn om de watervoorraden efficiënt te benutten, wat betekent dit dan voor het terugwinpercentage (100 % + bovendien)? 

“Nederland onderscheidt vijf waterdiensten, conform de definitie in de Kaderrichtlijn Water:

–         productie en levering van water

–         inzameling en afvoer van hemelwater en afvalwater

–         zuivering van afvalwater

–         grondwaterbeheer

–         regionaal watersysteembeheer” 

Vraag: 

  • Hoe zit het met het bevaarbaar houden van de vaarwegen en de door de scheepvaart veroorzaakte verontreiniging? Is dat geen waterdienst, waarop terugwinning van de kosten heeft plaats te vinden? 

Pagina 81 – paragraaf 7.1 Uitgangspunten voor de risicoanalyse

“Voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015” 

Vraag: 

  • Dit heb ik met verbazing gelezen. Is het realistisch te veronderstellen dat het buitenland (lees: België en voor de Schelde ook Frankrijk) niets doen! Zijn wij Nederlanders dan gek of het zoetste jongetje van de klas? Wat veronderstelt onze landsregering in deze en wat doet zij er aan om het buitenland tot opvolging van de KRW te bewegen c.q. te dwingen? 

Pagina 85 – paragraaf 7.2.1 Chemische toestand

“Hoge gehalten aan PAK’s worden veroorzaakt door scheepvaart”

“Het verboden antifouling middel TBT afkomstig uit de scheepvaart, overschrijdt nog steeds de norm in de Westerschelde, het Veerse Meer, de Oosterschelde en de Kanalen”

“In de meeste waterlichamen zijn scheepvaart en atmosferische depositie (met als achterliggende bron vooral de industrie) de belangrijkste bronnen van koper (pagina 91 – paragraaf 7.2.2) 

Redenen te over om de scheepvaart zowel financieel als met voorschriften, normen en handhaving aan te spreken op wat zij aan vervuilen veroorzaken. 

Pagina 87 – paragraaf 7.2.1. Chemische toestand

“Uit de analyse blijkt dat ook in 2015 alle oppervlaktelichamen ‘at risk’ zijn, ondanks de lichte verbeteringen die zullen optreden door de uitvoering van het huidige beleid”

“Door meer auto’s op meer wegen zullen de emissies van PAK’s, lood en nikkel toenemen” 

Vraag: 

  • Zou het kunnen dat, net als bij de Europese luchteisen, de KRW leidt tot belemmeringen bij de realisering van plannen? 

Pagina 90 Huidige toestand oppervlaktewateren Scheldestroomgebied, ecologische toestand

Ook in deze tabel zijn een fors aantal stoffen niet meegenomen bij het Zoommeer/Eendracht-systeem.

Ondergetekende verzoekt Uw DB bij de bevoegde autoriteiten/beheerders aan te dringen op een spoedige aanvulling van dit soort tabellen! 

Pagina 91 – paragraaf 7.2.2 Ecologische toestand

“De PCB’s zijn afkomstig uit afvalverbranding en komen via atmosferische depositie in de waterbodem” 

Vraag: 

  • Hoe worden deze vervuilers aangesproken en de kosten verhaald? 

Pagina 93 – paragraaf 7.2.2. Ecologische toestand

“In Zeeland veroorzaakt bovendien zoute kwel een voortdurende aanvoer van meststoffen vanuit het grondwater naar het polderwater. Het zoute water brengt in de bodem een chemische reactie teweeg waarbij meststoffen vrijkomen. Via de kwelstroom komen die vervolgens in het oppervlaktewater terecht” 

Het voorgaande citaat laat zien wat er kan gebeuren als bijvoorbeeld het Zoommeer/

Eendracht/Volkerak-systeem zou verzilten. De zoute kwel die dan zou kunnen ontstaan in de kleipolders kan dan daar kwaliteitsproblemen doen ontstaan! 

In dit kader verwijst ondergetekende ook naar kaart 20 AB, waaruit blijkt dat bij de Westerschelde de belasting met PCB’s de norm (vanuit Vlaanderen) meer dan 5 x overschreden wordt. 

Vraag: 

  • In hoeverre wordt er gewerkt aan de concrete aanpak van de waterkwaliteit van de Westerschelde en in hoeverre worden de Vlaamse waterbeheerders daarop aangesproken en desnoods via juridische procedures gedwongen tot een terugbrenging van de belasting met nitraten, fosfaten en PCB’s? 

Algemeen

Andere overheden (Rijk, Provincie en gemeenten) zijn geneigd de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de KRW grotendeels te leggen bij Rijkswaterstaat voor het hoofdsysteem en bij de waterschappen voor de overige wateren.

De betrokkenheid van de waterschappen is logisch. Wel lijkt de werkelijkheid bij de realisering toch voornamelijk te zijn gelegen in generiek milieubeleid en slechts een beperkt deel bij het sectoraal waterbeleid. 

Binnen de waterschapswereld gaan geluiden op over een verdeling van ca. 80 % generieke maatregelen en ca. 20 % watermaatregelen. Het zou goed zijn als reeds nu de waterschappen aan de andere overheden duidelijk maken dat de taken en verantwoordelijkheden van het waterschap beperkt dienen te blijven tot die, pakweg, 20 % watermaatregelen.

Helder moet dan ook zijn dat, ingeval in 2015 de doelen niet gehaald worden, er slechts sprake kan zijn van een beperkte verantwoordelijkheid/aansprakelijkheid van de waterschappen. 

Uw reacties tegemoet ziende, 

hoogachtend,   

L.H. van der Kallen